Home Thema's Digitaal lesgeven Blended learning: geleerde lessen uit het universitair onderwijs
Digitaal lesgeven

Blended learning: geleerde lessen uit het universitair onderwijs

blended learning
Achtergrond

Barend Last is specialist Information Skills en Blended Learning. Twee kennisgebieden die het afgelopen jaar, dat in het teken stond van online onderwijs, zeer waardevol waren. Hij hielp docenten bij het ontwerpen van online onderwijs, adviseerde hen over diverse didactische methoden en hielp hen verder met de prangende vraag: hoe kan ik mijn studenten ook online activeren?

Met lede ogen zag Last sinds maart de rappe opkomst van het hybride virtuele klaslokaal aan, waarbij het ene deel van een groep op locatie onderwijs volgt en de andere helft tegelijkertijd online inklokt. “Dit is een fantastisch moeilijke vorm van onderwijs die voor veel mensen – zowel docenten als studenten – enorm uitdagend is.” Last geeft zelf de voorkeur aan blended learning, waarbij wordt gezocht naar de ideale combinatie tussen online en fysiek leren. “Dat vergt een andere manier van het opzetten en geven van je onderwijs. Daar probeer ik docenten bij te helpen.” Dat doet Last grotendeels op de Universiteit Maastricht (UM), maar hij werkt soms ook samen met mbo- en vo-scholen.

Stimuleren en activeren

De hamvraag voor veel docenten in dit tijdperk van digitaal onderwijs luidt: hoe kan ik mijn onderwijs zo ontwerpen dat mijn leerlingen voldoende gestimuleerd blijven? “Hier op de UM werken we volgens het Probleem Gestuurd Onderwijsmodel (PGO, red.), dat is in de basis activerend. Studenten komen twee keer per week samen om actief de leerinhoud te bediscussiëren, leerdoelen op te stellen en daar zelf mee aan de slag te gaan.” Dit model vormde volgens Last echter lange tijd een excuus voor de universiteit om niet mee te bewegen met digitale innovaties. “Nu moeten docenten, deels gedwongen, die transitie naar online onderwijs alsnog maken. Veel van hen lopen nu tegen het probleem aan dat ze niet weten hoe ze hun studenten ook online kunnen activeren.”   

Het antwoord vinden op deze vraag, omschrijft Last als een zoektocht naar de heilige graal. Of wellicht nog beter: als de zoektocht naar een pot goud aan het einde van de regenboog. Want volgens Last is een eenduidig antwoord op de vraag, net als de pot goud, niet-bestaand.

“Docenten staren zich blind op de verschillende werkvormen. Maar vraag jezelf eerst eens af of je die fysieke leeractiviteit überhaupt wel online wílt verzorgen. Neem eerst een stap terug om het onderwijsontwerp en de leerdoelen nader te bekijken. Wat wil je eigenlijk bereiken en welke vorm past daar het best bij, binnen de mogelijkheden die je hebt?”

Last geeft daarbij het voorbeeld van een leeractiviteit binnen de faculteit gezondheidswetenschappen. “Het leerdoel bij deze leeractiviteit is om een bepaalde klinische handeling uit te oefenen. In de fysieke bijeenkomst doet de docent het één keer voor, waarna de studenten zelf mogen oefenen. Je kunt deze leeractiviteit niet een-op-een online overnemen in een omgeving waar studenten niet kunnen oefenen en geen directe feedback krijgen. Dan moet je gaan nadenken over op welke manier zij online alsnog de beoogde leeruitkomst kunnen bereiken. Wellicht kun je jouw contacttijd zo aanpassen dat je tijd kunt vrijmaken om alsnog met elke student vijf minuten mee te kijken. Of misschien is er wel een virtuele game waarmee zij deze vaardigheid kunnen oefenen. Op basis van deze overwegingen maak je vervolgens een keuze voor de best passende methode.”

Blended learning: Zelfsturing aansturen

Ook al is het voorbeeld dat Last aanhaalt duidelijk toegespitst op hoger onderwijs, hij weet uit ervaring dat de aanpak op het voortgezet onderwijs niet zoveel verschilt. “In elke blended leeromgeving worstelen docenten met het gebrek aan motivatie. Of het nu universitaire studenten of middelbare-schoolleerlingen zijn: ze zijn niet altijd in staat tot zelfsturing. Een eigenschap die essentieel is bij online onderwijs. Het paradoxale is dus dat je als docent die zelfsturing van je leerlingen juist sterker moet aansturen.”

Helaas is er volgens Last geen algemeen geldende aanvliegroute betreft het (bij)sturen van studenten. “Je moet op basis van je eigen specifieke context en doelgroep ontdekken hoe je hen mee kunt krijgen.” Al is er wel één algemene tip die hij kan meegeven. “Je moet genoeg ruimte inbouwen voor interactie, zelfreflectie en reflectie op de leerstof. Doe je dat niet, dan krijg je ongemotiveerde leerlingen.” Last legt dit uit aan de hand van de zelfdeterminatietheorie. “Deze theorie is opgebouwd uit drie facetten, namelijk: autonomie, competentie en verbondenheid. Een fysieke leerplek voorziet automatisch al in veel van deze aspecten. De studenten hebben de structuur van het naar school gaan, de leeractiviteit nabespreken tijdens het gezamenlijk lunchen en het vragen stellen aan een docent voor of na de bijeenkomst. In een digitale leeromgeving moet je deze momenten veel explicieter inbouwen.”

Gaandeweg leer je

Volgens Last is het vooral ook een ontdekkingstocht om uit te vinden welke didactische methodes voor online leren het beste bij je past. “Je ondervindt vanzelf wat voor jou werkt en wat niet. Mijn uitgangspunt is bijvoorbeeld: alle camera’s aan en de microfoon op mute, tenzij je iets wilt zeggen. Maar daar denkt de volgende docent weer anders over.” Maak vooral ook gebruik van de communicatiemiddelen die jouw leerlingen aanspreken. “De studenten van een collega van mij vroegen haar of ze in plaats van via Microsoft Teams via Discord les konden krijgen, omdat ze daarin al gezamenlijk gamen. Na de overstap zag ze dat de groep een stuk gemotiveerder aan het werk ging. Onderwijs maak je samen.”

Geleidelijke hervorming

Last geeft toe dat het voortgezet onderwijs wel met een extra uitdaging te maken heeft bij het online onderwijs. “Frans, Biologie, Wiskunde: het zijn allemaal aparte eilandjes. Vaak zo ingericht dat er bij elke les een kennisbom op de hoofden van de leerlingen valt en die informatie moeten zij passief opnemen. Dat is niet alleen saai, maar staat ook lijnrecht tegenover de manier waarop leerlingen het best leren, namelijk: via activatie, het voortbouwen op voorkennis en het aanbieden van contextuele informatie.” Volgens Last is het dan ook beter om een meer holistische, geïntegreerde aanpak te hanteren. “Sommige scholen werken bijvoorbeeld in thema’s. Als je het thema ‘bruggen bouwen’ hebt, komt dit zowel bij Nederlands terug als bij wiskunde- of natuurkunde. Op die manier beklijft de stof beter.”

Als de onderwijsmethode in het voortgezet onderwijs op de schop gaat, mag wat Last betreft ook meteen de toetsingsmethodes een metamorfose ondergaan. “Ook hier heeft de coronacrisis ons weer met de neus op de feiten gedrukt: grootschalig, summatief beoordelen aan de hand van een kennistoets aan het einde van het leerjaar werkt niet. We moeten meer formatief gaan evalueren, gericht op het bijsturen van het leerproces. Met behulp van de online leeromgeving kun je veel makkelijker en meer dataverzamelingspunten inbouwen in je onderwijsontwerp om zo resultaten over het leerproces te verzamelen en op basis daarvan het leerproces bij te sturen. Dat is een stuk waardevoller.” Last hoopt dat docenten zich, ondanks de moeilijkheden, inmiddels bewust zijn van die meerwaarde die ICT en blended learning in het onderwijs kunnen opleveren. Online onderwijs is niet beter of slechter dan fysiek, het is iets anders. Benut de kracht van beide, dat is de kern van blended learning.

Delen:

Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je nu in voor
de nieuwsbrief of registreer direct

Trending topics
Stijging ransomware aanvallen in het onderwijs
Zakkie alternatief voor mobieltjesverbod in onderwijs