
Succes van open online onderwijs staat of valt met goede voedingsbodem

Hoe kunnen vormen van open online onderwijs zorgen voor vernieuwing in lesgeven en leren? En hoe voer je ze in bij onderwijsinstellingen? Dat waren vragen die aan bod kwamen in het promotieonderzoek van Martine Schophuizen aan de Open Universiteit in Heerlen. “Begin met kleine stappen en integreer open online onderwijs binnen het regulier onderwijs”, is haar advies.
Voor haar promotieonderzoek bekeek Martine Schophuizen twee vormen van open online onderwijs: de MOOCs, ofwel massive open online courses en open educational resources (OER), ook wel online leermiddelen. MOOCs zijn online cursussen, vaak ontworpen door universiteiten en hbo’s waaraan grote aantallen studenten of ouderen die wat bij willen leren gratis of tegen geringe betaling online kunnen deelnemen. In hun eigen tempo, op een eigen plek en in eigen tijd volgen ze de cursussen, soms in combinatie met hun universitaire of hbo-opleiding maar ook helemaal los daarvan. Voor studenten die niet ingeschreven staan op een universiteit kan het een ideale manier van studeren zijn. Bij veel MOOCs zijn via learning analytics de leergedragingen van de studenten te achterhalen. En kunnen zij via zelftoetsing ontdekken of ze de materie begrijpen.

Open leermiddelen in het hbo
Waar de MOOCs vooral worden ingezet voor universitair studenten, volgen hbo-studenten vaker de open leermiddelen. Dit zijn onderwijsleermiddelen, bijvoorbeeld video’s, maar ook PowerPoints of wiki’s, waar geen docent of instructie bij komt kijken. De ene docent neemt een les op en een collega gebruikt dit vervolgens in zijn lessen. Binnen de geneeskunde is er bijvoorbeeld veel anatomiemateriaal beschikbaar als open leermiddel, niet alleen in 2D, maar ook in 3D en via virtual reality. Schophuizen: “Als er overeenkomsten zijn in opleidingen, zijn de open leermiddelen breed in te zetten. Wel kan het gebeuren dat opleidingen liever hun eigen ‘sausje’ over de lesstof gooien. Voor docenten geldt hetzelfde; een voordeel is dat ze minder tijd kwijt zijn aan zelf iets ontwikkelen, maar in de praktijk willen ze vaak ook graag hun eigen materiaal ontwikkelen.” Zie ook het programma Starten met open leermaterialen van Surf.
Voor- en nadelen MOOCs
Volgens Schophuizen hebben ook MOOCs hun voor- en nadelen. “De grote belofte van MOOCs is dat ze grote aantallen studenten kunnen bedienen met kwalitatief hoger onderwijs. Hierbij zijn er mogelijkheden om schaalbaar hoogwaardig onderwijs aan te bieden ondersteund door onderwijstechnologie zonder dat je docenten heel erg belast. Het is echter de kunst om een MOOC zo te ontwerpen en gebruik te maken van effectieve onderwijstechnologie die schaalbaar is. Door de inzet van MOOCs zou je tegemoet kunnen komen aan de capaciteitsproblemen in het hoger onderwijs.”
MOOCs kunnen er tevens volgens haar voor zorgen dat studenten aan ‘cherry picking’ doen en alleen de onderdelen eruit pikken die voor diegene interessant is zonder toe te werken naar een diploma. Schophuizen: “Het is eigenlijk een snoepwinkel waar ze in- en uitlopen. Via microcertificeringen of deelcertificaten wordt dit vanuit formeel oogpunt ondervangen: ze hebben dan een bewijs dat ze een deel hebben afgerond. Een kritiekpunt vanuit een traditionele blik op onderwijs is ook de hoge studentenuitval. De MOOCs zweven soms tussen formeel en informeel onderwijs in; instellingen hebben niet altijd een accreditatie voor hun MOOC, waardoor je geen studiepunten krijgt voor het vak. Er zijn ook geen keurmerken of instellingen die wat zeggen over de kwaliteit van programma’s en cursussen. En de uitwisselbaarheid tussen instellingen is niet altijd optimaal. Zo kan het zijn dat een vak dat je volgt in Leiden niet uitwisselbaar is met Wageningen.” Ook daar heeft Schophuizen wel een oplossing voor: “Je zou iedere opleiding uit kleinere eenheden moeten kunnen opbouwen, waarvoor je ook studiepunten krijgt. Op dit moment organiseert Versnellingsplan Onderwijsinnovatie met ICT een landelijke pilot voor het aanbieden van onderwijs in kleinere eenheden die afzonderlijk worden gecertificeerd.”
Ook open leermiddelen hebben hun voordelen: “Met open leermiddelen kun je een mooi blended programma samenstellen, terwijl je het werk van docenten verlicht; zij hoeven niet alles zelf te maken.”
Organisatie aanpassen voor onderwijsinnovatie
De belangrijkste conclusie van haar onderzoek is volgens Schophuizen hoe je innovatie op alle niveaus binnen hoger onderwijsinstellingen faciliteert. “Vaak ontstaan er op docentniveau veel goede ideeën. De grote barrières zijn daar echter vaak tijd, geld én de skills om online onderwijs te ontwerpen en doceren in een andere omgeving dan je gewend bent. Je moet een lange adem hebben om initiatieven door te zetten. Belangrijk is dan ook de onderwijsdirectie bereid is om tijd en geld te investeren in experimenten. Docenten moeten zich vooral druk kunnen maken om de inhoud en het begeleiden van studenten. Juist op het niveau daarboven moet je kijken naar het faciliteren van professionaliseren van docenten. Daar moet je structuren in de organisatie voor inrichten, centraal of lokaal. Zijn structuren en financiële prikkels wel geschikt als we willen innoveren? De docenten willen vaak genoeg wel, maar het struikelblok is vaak de laag ertussen; die gaat te snel over in de waan van de dag en het draaiende houden van de organisatie.”
Nog een tip van Schophuizen is om de MOOCs te integreren op ‘de campusvloer’. De toegevoegde waarde voor campusstudenten is dat zij er wel persoonlijke begeleiding bij krijgen. De eerste stap is om het te verweven met onderwijs dat er al is en open materialen te delen. Het hoeft ook geen innovatie te zijn die alles omver schudt. Begin klein: het ontwerpen van open online onderwijs is al uitdagend genoeg. Geef docenten de ruimte, ook om fouten te maken!
Op vrijdag 18 februari verdedigde Martine Schophuizen haar proefschrift ‘Educational innovation towards organizational development: the art of governing open and online education in dutch higher education institutions’ aan de Open Universiteit in Heerlen. Ze richtte zich daar op het snijvlak tussen organisaties / structuren en onderwijs. Hoe leren mensen optimaal? Wat voor technologie werkt wel? Wat is een goede voedingsbodem voor onderwijsinnovatie? Momenteel werkt ze als onderwijsonderzoeker bij TNO, vooral op het gebied van training en ontwikkeling voor defensie en politie. Ze richt zich op opleidingsinnovatievraagstukken en op het ontwikkelen van competenties die medewerkers daar nodig hebben voor het verrichten van nieuwe werkzaamheden. Hiervoor haalde ze een BSc cognitieve psychologie en een MSc learning in organisations aan de Universiteit Maastricht.
Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je nu in voor
de nieuwsbrief of registreer direct