
Digitaal burgerschap in het mbo: studenten kritisch leren denken

Tjip de Jong, onderzoeker, pabo-docent en adviseur, heeft voor MBO Digitaal een driedelige podcastserie opgenomen over digitaal burgerschap en het mbo. Deel 1 gaat over hoe digitalisering en ict doordringen in de dagelijkse leeromgeving op school, hoe studenten kennisbronnen leren benutten, op wat voor manier ze omgaan met nepnieuws en de invloed hiervan op democratische participatie.
Deelnemers aan de eerste podcast zijn Trudy Vos, bestuurder ROC van Twente en lid werkgroep Digitaal burgerschap, Maarten Walet, docent en onderwijskundige ROC Top in Amsterdam, en Jeroen de Boer, projectleider digitaal burgerschap bij ROC Friese Poort en deelnemer landelijk kernteam Digitaal burgerschap, dat voor bibliotheken een programmalijn digitaal burgerschap ontwikkelt.
Vos vindt dat digitaal burgerschap bij het beroepsonderwijs hoort. “We hebben drie opdrachten: opleiden voor vakmanschap, opleiden voor vervolgonderwijs en opleiden voor burgerschap.” Dat laatste is belangrijk omdat studenten daardoor een mooi zelfredzaam leven kunnen leiden en omdat werkgevers het steeds meer vragen.
Goede burger
De vraag die in deze podcastaflevering centraal staat, is: helpt digitalisering om een goede burger te worden? Walet vindt dat het begint met de bewustwording van het feit dat digitalisering onbewust ons gedrag en onze bewegingen beïnvloedt. De Boer wijst erop dat er een groot verschil is tussen jongeren en de generatie van zijn gesprekspartners. “Voor onze generatie was digitalisering er eerst niet, het is erbij gekomen. Dus je maakt altijd onderscheid tussen ervoor en erna. Dat is voor studenten niet zo. Het maakt onderdeel uit van wie ze zijn.”
Voor Vos is een goede burger iemand die deelneemt aan de samenleving en zich er medeverantwoordelijk voor voelt, of dat nou in de online of de fysieke omgeving is. Ze constateert dat veel inwoners van Nederland vaak als consument naar de samenleving kijken en zich er minder medeverantwoordelijk voor voelen. Ze vindt dat we weer het gevoel terug moeten krijgen dat we met zijn allen aan het samenleven zijn. Vos denkt dat de digitale omgeving daarbij enorm kan helpen omdat je alles kunt vinden op internet. Wel moet je daarbij onderscheid maken tussen valide informatie en informatie waar je vraagtekens bij zet.
Bewustwording en kritisch denken
Op de vraag van De Jong waarom er zoveel nadruk wordt gelegd op burgerschap voor studenten, geeft Walet aan dat een school niet zozeer normen moet opleggen, maar studenten moet leren hoe ze hun eigen normen en waarden kunnen bepalen, om op basis daarvan bepaalde keuzes te maken.
Bij het digitaal burgerschap gaat het er vooral om dat studenten kritisch leren denken. Volgens Walet kan daarbij de infrastructuur – Clubhouse-, WhatsApp- en Facebook-groepen – gebruikt worden om kritisch denken te stimuleren. De Boer vult aan dat studenten zich wel moeten realiseren dat op de platforms die ze gebruiken iemand kan meekijken, met allerlei potentiële gevolgen.
De Jong vindt dat digitaal burgerschap denkruimte vraagt. In die denkruimte moeten studenten met docenten proberen te vertragen en bedenken wat wel of niet wenselijk is en samen normatieve kaders bedenken. Vos beaamt dit: “Eigenlijk wordt het niet meer gehonoreerd dat we vertragen en onszelf vragen stellen. Ik zeg tegen studenten: stel eerst een vraag, voordat je een mening uit. Daar zou de samenleving baat bij hebben.”
Bronnen: MBO Digitaal, Kennisnet
Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je nu in voor
de nieuwsbrief of registreer direct