
Overheid, scholen en organisaties moeten visie ontwikkelen op digitalisering onderwijs

Overheid, scholen en organisaties moeten zich afvragen wat ze willen met afstandsleren. Dat stelt Bart Karstens, onderzoeker bij het Rathenau Instituut en een van de auteurs van het rapport ‘Naar hoogwaardig digitaal onderwijs’ in een column op iBestuur.nl.
Beloften en praktijk
Volgens Karstens zijn de beloften van digitaal onderwijs groot:
- Door adaptieve software kan elke leerling in eigen tempo leren schrijven en rekenen.
- Dankzij digitale leermanagementsystemen kunnen docenten de voortgang van leerlingen nauwkeurig volgen zodat docenten snel en gericht kunnen bijsturen.
- Digitalisering kan bijdragen aan een oplossing voor het lerarentekort.
In de praktijk vallen de beloften echter vaak tegen, aldus Karstens, zoals blijkt uit vier casestudies naar digitalisering op verschillende onderwijsniveaus, van primair onderwijs tot universiteit:
- De leeropbrengsten van adaptief leren zijn amper wetenschappelijk onderzocht.
- Adaptief leren betekent eerder meer dan minder werk voor docenten.
- Onderwijs op afstand pakt verschillend uit, afhankelijk van of leerlingen voorzieningen op orde hebben.
Kennis en waarden
Vervolgens betoogt Karstens dat onderwijs niet alleen gaat over de overdracht van kennis, maar ook over de overdracht van waarden. Daarbij gaat het om vragen als:
- Hoe willen we dat het onderwijs van de toekomst eruit gaat zien en hoe kan digitalisering daarbij helpen?
- Hoe zorgen we ervoor dat digitalisering bijdraagt aan waarden die we belangrijk vinden, in plaats van ze tegenwerkt?
Bij de waarden draait het vooral om privacy en veiligheid, maar volgens Karstens zijn we er daarmee nog niet. Het onderzoek ‘Naar hoogwaardig digitaal onderwijs’ laat namelijk zien dat nog zeker vijftien andere waarden ook door digitalisering worden beïnvloed, zoals kansengelijkheid, gelijke behandeling, respect, autonomie, sociale veiligheid, duurzaamheid en gezondheid. Voor de meeste daarvan biedt digitalisering zowel kansen als bedreigingen.
Visie
Karstens pleit er daarom voor dat scholen en onderwijsorganisaties een visie ontwikkelen op wat ze met digitalisering in het onderwijs willen. Op basis daarvan kunnen ze dan de discussie voeren over de wenselijkheid van bepaalde toepassingen en beslissen om er al dan niet in te investeren. Ook de overheid moet een visie op digitalisering in het onderwijs ontwikkelen, aldus Karstens. Bovendien moet de overheid duidelijk eisen stellen aan de digitale infrastructuur en het datagebruik. Belangrijk daarbij is dat leerlingen in gelijke mate toegang moeten krijgen tot digitale leermiddelen. Hetzelfde geldt voor docenten, die ook ondersteund moeten worden om ze te kunnen gebruiken.
Aan het eind stelt Karstens dat er nog veel vragen open liggen bij de digitale transitie in het onderwijs:
- Hoe ga je leerlingen die op eigen tempo door de leerstof gaan, klassikaal toetsen en beoordelen?
- Wat is voor de verschillende onderwijssectoren de juiste verhouding tussen online en fysiek onderwijs?
- In welke mate leiden digitale onderwijsmiddelen tot betere leerprestaties?
De hamvraag, die niet technisch maar politiek-bestuurlijk is, ligt daar nog voor: wat is wenselijk voor het onderwijs?
Bronnen: iBestuur en Rathenau Instituut.
Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je nu in voor
de nieuwsbrief of registreer direct