
Doel van toetsen moet centraal staan

Bij toetsen moet het gesprek niet gaan over de verschillen tussen formatief en summatief toetsen, maar over het doel van toetsen. Dat vindt Wessel Peeters, mede-oprichter van Vernieuwenderwijs. In een artikel op Vernieuwenderwijs legt hij uit waarom.
Daarvoor gaat hij allereerst terug naar de definitie van toetsen: onderzoeken wat iemand al weet en een procedure die leidt tot inzichten op basis waarvan conclusies getrokken kunnen worden. Vervolgens legt Peeters uit dat die conclusies formatief of summatief kunnen zijn:
- Een formatieve conclusie geef inzicht en kan er bijvoorbeeld toe leiden dat je besluit (of de keuze voorlegt) om extra aandacht aan een onderwerp. Het is een conclusie waar geen beoordeling aan vast zit en die dus enkel dient om het leerproces te ondersteunen.
- Een summatieve conclusie dient als afsluiting of als conclusie van het leren en hierop volgt een beoordeling.
Daarmee ruimt hij een misverstand uit de weg. Het zijn niet de toetsen die formatief of summatief zijn, maar de conclusies die op basis van de toetsen worden getrokken en de beslissingen die worden genomen.
Misstappen
Peeters ziet misstappen rond toetsen bij zowel formatief handelen als bij programmatisch toetsen.
- Bij formatief handelen gaat volgens Peeters de discussie ten onrechte over het wel of niet geven van cijfers en de hoeveelheid. Toetsen is in zijn ogen een onderdeel van didactiek, waarbij je stap voor stap toewerkt naar een summatieve conclusie.
- Bij programmatisch toetsen wordt naar de mening van Peeters teveel toegewerkt naar een grote summatieve toets, waarbij wordt voorbijgegaan aan het holistische gedachtegoed achter programmatisch handelen – de gehele ontwikkeling van de student – en de vraag waarom we toetsen.
Drie functies en vier doelen
Peeters wijst erop dat toetsen drie functies heeft:
- Helpen met leren.
- Helpen om conclusie te trekken.
- De docent helpen om zijn onderwijs te evalueren.
Bovendien heeft toetsen vier doelen:
- Om te kijken in hoeverre leerlingen of studenten iets kunnen ten opzichte van een standaard.
- Om objectief vast te stellen in hoeverre een leerdoel (leeruitkomst) is behaald.
- Om de ontwikkeling en behoefte in kaart te brengen.
- Om leerlingen of studenten te stimuleren om het maximale uit zichzelf te halen.
Tussen de eerste twee zit voor Peeters een cruciaal verschil: bij het eerste is toetsen een doel, bij de tweede een middel. Daarbij constateert hij dat een diploma is gebaseerd op het laatste, maar dat in het onderwijs vaak wordt gekozen om te beoordelen op het eerste.
Paradigmaverschuiving van toetsing
Peeters ziet drie belangrijke verschuivingen in het denken over toetsen:
- Toetsen is onderdeel van didactiek en kan zowel een informeel gesprek of een schriftelijk tentamen zijn.
- Het kan dienen voor het leren, evalueren en concluderen.
- Het is een middel en geen doel op zichzelf.
Deze drie aspecten samen vragen volgens Peeters om een paradigmaverschuiving bij het denken over toetsing. Hierdoor kan het gesprek gaan over vragen als:
- Wat is er nodig om valide, objectief vast te stellen in hoeverre leerlingen of studenten leerdoelen of leeruitkomsten beheersen?
- Welke didactiek is er nodig om leerlingen of studenten dat te laten leren?
- Hoe zorgen we voor voldoende leerruimte?
Peeters eindigt zijn betoog met een duidelijke oproep aan het onderwijsveld: Focus niet op prachtige modellen en ideeën maar ga terug naar de kern: wat is toetsing en waartoe dient het? Pas als je dat als team helder hebt, is het waardevol om te kijken naar hoe je toetsing in het onderwijs optimaal benut.
Bron: Vernieuwenderwijs.
Wil je op de hoogte blijven? Schrijf je nu in voor
de nieuwsbrief of registreer direct